Men zegt wel dat een zwaluw nog geen zomer maakt maar op deze zonovergoten morgen
om half zeven op Hemelvaartsdag dacht ik daar heel anders over. De zon had flink zijn best
gedaan om er een mooie dag van te maken. Met een concert van een merel op ons eigen
dak zette ik de fiets buiten om te vertrekken naar een jarenlange traditie op het
volkstuinencomplex om te luisteren en te kijken naar vogels. Na een fietstocht door een zeer
stille stad kwam ik aan bij de Proatploats waar een aantal “vroege vogels” zich al had
verzameld om deel te nemen aan de luister en kijktocht. Onder leiding van een
gepassioneerde vogelkenner en lid van de tuinvereniging, Marimees, (Maricée Ten Bosch),
kregen we de opdracht goed te luisteren naar de kakofonie van vogels.
Gewapend met een verrekijker om onze nek zetten we onze eerste stappen richting de
tuinen aan de rand van het tuinencomplex, de ‘fruitwijk’. Als nieuweling heb ik begrepen dat
het complex is verdeeld in diverse wijken met de daarbij horende straten. Na een tijdje te
hebben stilgestaan om te luisteren naar een vogel die steeds zijn naam zingt, de tjiftjaf,
werden we getrakteerd op de zang van de bonte vliegenvanger. Toen alle ‘kijkers’ gericht
waren op de wilg achter het Proathoes waar de vogel hoog in de boom zijn liedje zong zagen
we een koolmees zijn jongen voeden op de rand van het nestkastje achter hetzelfde
genoemde huis. In de hoge bomen aan de rand van het complex die grenzen aan de
bewoonde wereld zong een winterkoninkje zijn longetjes uit zijn lijf om te laten merken dat hij
als zeer klein vogeltje er ook mag zijn.
Onder het krassen van een aantal kraaien, roeken en kauwen liepen de deelnemers richting
de ‘groentewijk’, waar ik nu als ‘groenling’ een aantal weken een tuin mag bebouwen en
ontdoen van slakken. Deze wijk grenst aan de weilanden waar we hele andere vogels
hoorden en zagen. Om de jonge kieviten, grutto’s, tureluurs, scholeksters in de ‘gaten’ te
houden had de buizerd zich gesetteld op een paal in het weiland. Met de dauwdruppels aan
de schoenen stonden we stil bij het geluid van de gekraagde roodstaart, een vogel die we
niet live hebben kunnen spotten.
Met al een brandende zon op ons gezicht wandelden we nog langs diverse ‘bewoners’ in de
nestkasten. Vaak zijn het kool- en pimpelmezen die hier graag gebruik van maken. Het liefst
in een niet meer gebruikte brievenbus.
Op weg naar het eindpunt van de wandeling repeteerde ik nog alle vogels die ik heb
gehoord, gezien of op gewezen ben door de gids. (ekster, merel, heggenmus, houtduif, wilde
eend, zwartkop, aalscholver, spreeuw, boerenzwaluw) Na een heerlijk verzorgd ontbijt op het
terras van het Proathoes moeten we wel concluderen dat het wakker worden met gezang
van vogels een mooi begin is van je dag.
Arnold van Beek